Opioïden en laxantia
Opbouw beslisregel
Toevoegen/evalueren van een laxans bij een narcotisch analgeticum.
Met welke risicofactoren moeten we rekening houden bij de aflevering van een narcotisch analgeticum en wanneer moeten overwegen een laxans bij de patiënt op te starten?
Opioïden of narcotische analgetica worden voorgeschreven bij de behandeling van hevige pijn. Dit van zodra blijkt dat paracetamol en/of NSAID’s onvoldoende werken. Helaas hebben narcotische analgetica een aantal bijwerkingen waarvan obstipatie de meest voorkomende is. Zowel in de darmwand als in het ruggenmerg zijn morfinereceptoren aanwezig, waardoor bij toediening van opioïden de peristaltiek vermindert en de intestinale secretie afneemt met als gevolg obstipatie. Dit effect is sterker bij oraal toegediende morfine dan bij parenterale toediening. Tolerantie hiervoor ontstaat langzaam, zodat laxeren nodig blijft (1).
Het is belangrijk met de patiënt te bespreken dat er mogelijks obstipatie kan optreden en hem volgende adviezen meegeven:
- Niet-medicamenteuze adviezen: zie onderstaande tabel
- Opstart laxatieve behandeling: Het GGR en de Folia pharmacotherapeutica(2) raden aan bij opstart of chronisch gebruik van een narcotisch analgeticum reeds preventief de obstipatie te bestrijden via een optimale laxatieve behandeling(3).
- Osmotische laxativa : bij harde stoelgang, draagt de voorkeur bij ouderen (bv.: lactulose, sorbitol,..)
- Contactlaxativa : bij zachte stoelgang (bv.: senna, bisacodyl,..)
- Zwelmiddelen : komen enkel in aanmerking wanneer voldoende vochtinname gegarandeerd is. Zoniet wordt het risico op constipatie nog verhoogd. Deze producten worden om die reden bij ouderen afgeraden (5).
Obstipatie treedt op bij een groot deel van de patiënten. Het al dan niet opstarten van een laxativum moet echter individueel per patiënt worden bekeken. Andere factoren zoals de effecten van een andere therapie of de duur van de behandeling met het narcotisch analgeticum spelen ook een rol in het al dan niet voorkomen van obstipatie bij de patiënt.
Eten en drinken | Beweging | Toiletgang |
---|---|---|
Gezonde vezelrijke voeding is belangrijk. Vezels houden vocht vast in de darm waardoor de patiënt zachtere ontlasting krijgt en de werking van de darm gestimuleerd wordt. Vezels zitten vooral in: volkoren- en roggebrood, aardappelen, volkoren pasta, zilvervliesrijst, peulvruchten (bonen, erwten, linzen), groenten (ook rauw), fruit, volkorenbiscuit, muesli(repen), rijstwafels en popcorn. | Zorg ervoor dat de patiënt iedere dag ten minste een halfuur actief beweegt. Drie keer tien minuten of twee keer een kwartier mag ook (wandelen, fietsen, zwemmen of tuinieren). Daardoor komen de darmen in beweging en komt de ontlasting beter op gang. | Raad de patiënt aan naar het toilet te gaan van zodra hij aandrang voelt. |
Tenminste 1,5 tot 2 liter per dag voor een voldoende hoge vochtinname. | - | - |
30 gram vezels per dag is voldoende. Er zitten géén voedingsvezels in vlees, ei, kaas en andere melkproducten. | - | - |
Bronnen:
- IKNL, Pijn, Landelijke Richtlijn 2.0
http://www.oncoline.nl/pijn - Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI). Obstipatie door opiaten bij terminale patiënten. Folia Pharmacotherapeutica. (January 2003).
- Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI). Gecommentariëerd Geneesmiddelen Repertorium 2013.
- Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Ik heb last van verstopping [cited 2013 October 30]. Available from: www.thuisarts.nl.
- GheOP3S-tool- Versie2-sept 2014-UGent
https://www.ugent.be/fw/nl/onderzoek/bioanalyse/farmzorg/tools/gheops.h…
Log in als lid/klant of vraag je lidmaatschap aan om deze en andere exclusieve informatie te raadplegen.